Friday, September 12, 2014

Ik heb mijn eigen battle geschreven geïnspireerd door dit verhaal



         
http://www.goodreads.com/book/show/3972.Olympos

Wat gaan we een lol beleven jongens:

----------------------------------------------------------------------------
Overwinning leek zo dichtbij, totdat Apollo verscheen, zoon van Zeus en god van het licht, in een schokgolf die een immense werveling door de gevechtslijnen heen bracht. Ik ken Apollo en ik kan je vertellen dat hij een heel vervelend mannetje is. Hij is de man met de zilveren boog en hij schiet altijd raak

Apollo schiet vooruit op zijn gouden koets in een dubbele sonische knal richting de gewonde goden. Ajax staat daar ook, en is bedekt in het gouden bloed van de goden die hij verpletterd heeft met zijn machtige hamer, en in een razende opwelling bij het zien van Apollo groeit hij uit tot enorme afmeting, een 6 meter grote gespierde griek. Apollo komt nu op hem af, maar Ajax werpt zich op de grond en ontwijkt de verpletterende aanrijding. De gouden koets draait met een zieke snelheid om en weer terug naar Ajax. De god van het licht weet niet dat ook Ajax nu over godenkrachten bezit.

De hamer van Ajax is een klein zwaartekrachtsveld geworden, op wilskracht van de drager wordt de hamer zo zwaar als een ingeklapte ster. De energiebenodigdheden zijn gigantisch. Ajax springt op en zwaait zijn hamer met twee handen in een zijwaartse beweging naar achteren.

De koets van Apollo is onverwoestbaar, gesmeden uit het meest zeldzaame materiaal van het zonnestelsel. Hij wordt geraakt met de kracht van een atoombom. De hamer van Ajax zwaait dwars door de 2 hologrampaarden heen, dóór het carbon-diamanten framewerk en versplintert het onverwoestbare materiaal totaal in een vernietigende tweehandige slag. Ajax schreeuwt, en Apollo word van zijn koets afgeworpen samen met de gewonde lichamen van Aphrodite en Hermes.

Voor even is Apollo verschrikt, bang zelfs, en Ajax ziet het. Vanuit al het gevechtslawaai klinkt de hoorn van Diomedes. Diomedes, de koning van Argos op zijn eigen koets. Hij draagt het harnas die gesmeden is door Hephaistos zelf. Een gouden harnas met de versiering van een zwijn in het midden. En Diomedes komt op Apollo af. Zijn lans is gereed. Zijn paarden kijken woest en hij heeft de teugels in aanslag.

Maar alles en iedereen stopt ineens met vechten en kijkt omhoog. Vanuit de hemelse diepte klinkt een diep gedreun. Een dreun dieper dan elke dreun tot nu toe gehoord, de opper-oppergod, Uranus, komt een kijkje nemen in Aardse zaken.

"HEBBEN JULLIE DAN NIKS GELEERD? STELLETJES ONDERKRUUUIIIIIPSELSS! dondert een stem, een schokgolf over de Aarde.

De zee aan de kust van Troje wordt opgetild. Honderden schepen met bemanning gaan mee omhoog. De lucht wordt er paars, zwart. De zeebodem is zichtbaar geworden met de wrakken van schepen.

Aan de andere kant van de stad gebeurt ook iets spectaculairs, daar wordt een hele bergketen weggehaald. De luchtverplaatsing van duizenden kubieke meters aarde veroorzaakt een enorm zuigend geluid dat hoorbaar is vanaf deze afstand op mijn toren.

Aarde en water, ze hangen daar voor een paar seconden en vallen dan langzaam terug naar de aarde. De tijd lijkt wel te stoppen, en ik slik. Ik slik nog een keer. Mijn ogen worden droog van het staren. Ik wil dit zien. Dan volgt die enorme schokgolf die iedereen ziet afkomen. Tien, vijftien seconden en alles gaat kapot.

Die zogenaamde oppergod, Zeus, verschijnt nu op het toneel. Zeus heeft zich opgepomt tot een 60 meter grote spierbundel en zweeft nu boven de stad. Hij creëert bliksemsnel een bubbelschild rondom het slagveld en beschermt al zijn goden en godinnen.

"DACHTEN JULLIE ECHT DAT DAT ALLES IS WAT IK KAN? buldert Uranus door het vacuum van de ruimte en naar de aarde JULLIE ZIJN MIEREN! WHAHAHA!"

En de sterren gaan uit. De maan komt in beweging, en niet langzaam, nee, de maan is binnen een paar seconden boven het hoofd van Zeus gezet. Ik weet dat dit onmogelijk is. De zwaartekrachtwerking zou alles in onevenwicht moeten brengen. Maar blijkbaar zijn er nóg grotere goden in het spel gezet. Dan valt de maan. Ik zoom in op Zeus en ik zie dat hij de maan omhoog probeert te houden. Wanhopig kijk ik naar zijn pijnzige blik. Zijn armen beginnen te trillen van de inspanning, het gewicht! De energie! Er volgt een schreeuw uit Zeus' z'n keel die over de gehele Middellandse Zee galmt. Zelf Zeus die zo oppermachtig leek kan dit niet aan.

De maan wordt met een ruk teruggetrokken door onzichtbare krachten, en staat weer op z'n plaats.

"ONDANKBARE ONDERKRUIPSELS!!! JULLIE ZIJN NOG MINDER DAN MIEREN! JULLIE ZIJN STROOOOOOOONT!" 

De sterren gaan een voor weer een aan. Zeus verdwijnt naar Olympus.



En zo gaat een soortgelijke scene uit het echte verhaal:

Diomedes sees the goddess and goes berserk, hacking his way through a final protective line of Trojans to confront the goddess herself. He does not speak but readies his long spear. Aphrodite raises a forcefield almost casually, still carrying the wounded Aeneas, obviously not worried by a mere mortal’s attack.

She has forgotten Athena’s modifications of Diomedes.

Diomedes leaps forward, the goddess’s forcefield crackles and gives way, the Achaean lunges with his long spear and the shaft and barb of it tear through Aphrodite’s personal forcefield, silken robes, and divine flesh. The razor-sharp spearpoint slashes the goddess’s wrist so that red muscle and white bone show. Golden ichor—rather than red blood—sprays into the air.

Aphrodite stares at the wound for a second and then screams—an inhuman scream, something huge and amplified, a female roar out of a bank of amplifiers at a rock concert from hell.

She reels, stil screaming, and drops Aeneas. Rather than press home his successful attack on Aphrodite, Diomedes unsheaths his sword and prepares to decapitate the unconscious Aeneas.

Phoebus Apollo, lord of the silver bow, QT’s into solidity between the berserk Diomedes and the fallen Trojan and holds the Achaean at bay with a pulsing hemisphere of plasma forcefield. Blinded by bloodlust, Diomedes hacks away at the forcefield, his own energy field crashing red against Apollo’s defensive yellow shield. Aphrodite is still staring at her mangled wrist, and it looks as if she may swoon and lie there helpless in front of the still-raging Diomedes. The goddess seems unable to concentrate enough to QT while in such pain.

Suddenly her brother Ares arrives in a blazing flying chariot, shoving aside Trojans and Greeks alike as he widens the ship’s plasma footprint to land by his sister. Aphrodite is blubbering and wailing in pain, trying to explain that Diomedes has gone mad. “He’d fight Father Zeus!” screams the goddess, collapsing in the war god’s arms.

“Can you fly this?” demands Ares.

“No!” Aphrodite does swoon now. She falls into Ares’ arms, still cradling the injured left hand and wrist in her bloody—or ichorish—right hand. It is strangely disturbing to watch. Gods and goddesses don’t bleed. At least not in my nine years here.